Captain at sea
Onder de vluchtelingen die in Lelystad in de noodopvang in afwachting zijn van een asielprocedure zitten ook kinderen tussen de 12 en 18 jaar. Zij vallen onder de leerplichtwet en ISG Arcus en SGL verzorgen voor deze leerlingen onderwijs.
Maar wie zijn deze leerlingen? Wat zijn hun dromen en verwachtingen? En hoe kijken zij aan tegen het onderwijs dat ze volgen?
We spreken Bashar op de dag dat ook de ouders van deze leerlingen een bezoek brengen aan ISG Arcus om te zien waar hun kinderen iedere dag naar school gaan.
Bashar zit in de klas die 1W is genoemd. Deze klas staat onder de inspirerende leiding van Bertina de Vries.
Het interview is natuurlijk voor het grootste deel in het Engels, maar het valt op hoeveel Bashar al begrijpt van het Nederlands.
We hebben begrepen dat je nu ongeveer 2,5 maand in Lelystad bent. Kun je iets vertellen over de tijd daarvoor?
Ik kom uit Syrië en woonde in de stad Latakia, vlak bij de kust. Omdat ik 17 ben, zou ik binnenkort in dienst moeten en de legerbazen zetten in de oorlog altijd de jongste soldaten vooraan. Als een soort schild. Om mijn leven te redden is mijn vader met mij gevlucht.
Kun je ons iets vertellen over je vader?
Mijn vader is een alom gerespecteerde tandarts. Toch heeft hij alles opgegeven om mij te redden. Hier kan hij nog niet werken, maar hopelijk in de toekomst wel. Hij is echt een goede tandarts!
Wat een offer heeft hij dan gebracht!
Ja, daar ben ik ook heel dankbaar voor. Hij wilde mij redden. En dat is gelukt.
De reis was moeilijk, want we konden niet vliegen, omdat mijn vader Palestijn is. Daarom moesten we te voet door de bergen naar Turkije. Daarna hebben we negen uur op zee gedobberd voordat de kustwacht in Griekenland ons redde. Negen lange uren op een opblaasboot van negen meter. Met 45 mensen.
Van het eiland Samos gingen we naar Athene. Toen door Macedonië, Servië, Slovenië. Uiteindelijk zijn we 15 dagen onderweg geweest. Veel wachten en stil zijn om de politie te ontwijken. Toen kwam ik aan in Nederland.
Hoe is het om in Nederland te zijn?
Goed. Het is goed om je weer vrij te voelen en bezig te kunnen zijn met je toekomst. Hoe lang het ook allemaal duurt, want inmiddels zitten we al zeven maanden in Nederland.
We zaten al in Assen, in Leeuwarden, in Zaandam en nu dan in Lelystad.
Mijn moeder en broertje zijn nog in Syrië.
De impact van deze laatste zin dringt dan door. Hoe wanhopig moet je zijn om niet alleen je opgebouwde tandartscarrière te laten gaan om daarna een reis vol gevaren te maken naar een land dat je niet kent, maar ook de helft van je gezin achter te laten? Hoe bang ben je dan voor het leven van je zoon? En wat zou dat doen met Bashar? Hoewel hij zich aardig redt met Engels, zijn vragen over wat hij voelt voor hem moeilijk te beantwoorden. Het is toch vaak ‘good’ of ‘not good’. De nuances van deze voor hem vreemde taal bestaan nog niet. Daar kunnen we alleen maar naar raden.
Tijd voor iets positiefs.
Hoe is het nu?
Ik voel me erg welkom in Nederland. Ik voel me thuis en ben blij dat ik nu Nederlands leer. Een moeilijke taal, maar het lukt. In Nederland spreken de mensen wel vaak meteen Engels tegen je als ze denken dat je geen Nederlander bent. Een meisje dat ik ken woont in Duitsland en die spreekt al heel goed Duits, omdat ze daar weigeren Engels tegen je te spreken. Ik vind het heel lief dat mensen rekening met me houden, maar het maakt de taal leren wel moeilijker.
Wat ik op school leer, leer ik ook weer aan mijn vader. Het is ook belangrijk dat hij de taal leert, zodat hij ook hier kan laten zien dat hij een goede tandarts is.
En wat zijn jouw eigen dromen?
In Syrië zat ik op een zeevaartschool en ik wil nog steeds graag kapitein worden. Ik ben dol op de zee. Zelfs na die gevaarlijke reis die we gemaakt hebben. Kapitein is wat ik wil worden en ik hoop dat ik hier verder aan die droom kan werken.
Bashar zit in de opvang aan het Zuiderwagenplein. Samen met zijn vader zit hij in een kamer. Ze zijn dankbaar, tevreden en hoopvol. ‘Good’, noemt hij de plek waar ze nu zijn.
Al is er wel één dingetje…
Hoe is het eten?
De ‘black box’. Dat is niet zo goed. We willen zeker niet klagen, maar het liefst maak en eet je natuurlijk wat je lekker vindt. Vooral voor de kinderen is het moeilijk. We willen het liefst zelf koken, maar dat kan nog niet. Nu krijgen we dus iedere avond een zwarte doos met eten, maar ik kan niet wachten tot we weer een keer echt Syrisch eten kunnen maken en proeven.
Ach, verder is alles prima. Het komt wel goed.
Bij het gesprek zit ook onderwijsassistent Ruud Canninga. Hem kennen we nog als verzuimcoördinator uit de eerste editie van dit magazine, maar hij heeft een opmerkelijke carrièreswitch gemaakt. Daar gaat dit artikel niet over, maar dat leidde wel tot de volgende vraag.
Wat is het belangrijkste dat je van Ruud hebt geleerd?
De taal natuurlijk. Ik leer iedere dag weer nieuwe dingen.
Ik ben heel blij met Ruud. Mijn eerste zoon gaat ook Ruud heten (Of dit een grap is, zal de toekomst uitwijzen. Het eerste wat ik echt onthouden heb is de zin: ‘Wat is er mis met jou?’ Dat zeggen we nu iedere dag tegen elkaar. We lachen veel. Lachen is goed. Very good.
JeugdOnderwijs